Deze website gebruikt cookies en verzamelt daarmee informatie over het gebruik van de website om deze te analyseren en om er voor te zorgen dat je voor jou relevante informatie en advertenties te zien krijgt. Door hiernaast op akkoord te klikken, geef je aan akkoord te zijn met het gebruik van cookies en het verzamelen van informatie aan de hand daarvan door ons en door derden.
Zoogdieren hebben net als mensen gewrichten om de starre botonderdelen van het skelet ten opzichte van elkaar te kunnen bewegen.
Een gewricht bestaat uit botten, kraakbeen, gewrichtssmeer en een gewrichtskapsel. Het geheel wordt door spieren en banden op zijn plaats gehouden.
Er zijn verschillende soorten gewrichten. Het meest komen voor:
Een gewricht wordt meestal gevormd door twee botstukken waarvan de uiteinden bekleed zijn met een laag kraakbeen. Het kraakbeen dat aan de uiteinden van gewrichten voorkomt is blauwachtig wit kraakbeen waarvan de stof tussen de cellen veel collagene en elastische vezels bevat. Het is een spiegelglad weefsel dat samen met het vocht dat in het gewricht wordt aangemaakt een soepele beweging mogelijk maakt. Het kraakbeen is erg elastisch, zodat het schokken kan opvangen zoals die bijvoorbeeld optreden bij springen of draven. Functies van kraakbeen zijn:
Omdat kraakbeen zijn voeding krijgt van de gewrichtsvloeistof en niet van bloedvaten is het nogal kwetsbaar en herstelt het slecht. De kraakbeenlaag is bij pups heel dik en neemt naarmate de hond ouder wordt langzaam af. Als het kraakbeen beschadigd raakt bij bijvoorbeeld een ongeval of bij herhaaldelijke blessures, zal de soepele werking van het gewricht verloren gaan en ontstaat artrose.
Elk gewricht is omgeven door een stevig gewrichtskapsel dat de botten bij elkaar houdt en aan zijn binnenzijde wordt bekleed door een slijmvlieslaag (de synoviale laag). Deze laag is het smeermiddel voor het kraakbeen. Het gewrichtssmeer bekleedt de gewrichtsvlakken met een dunne film. Je kunt het gewrichtssmeer vergelijken met het vet in een lager waarin de as van het fietswiel draait. Door zijn stroperige eigenschappen zorgt het gewrichtssmeer ervoor dat de gewrichtsvlakken steeds van elkaar gescheiden blijven, waardoor schokken worden opgevangen en wrijving tot een minimum wordt beperkt, waardoor zo veel mogelijk slijtage van de gewrichtsvlakken voorkómen wordt. Daarbij heeft de gewrichtsvloeistof een zeer belangrijke taak in de voeding van de kraakbeenlaag.
In het gewrichtskapsel zitten veel bloedvaten om de slijmvlieslaag te voeden. Verder zitten er in het kapsel veel zenuwtjes met daaraan kleine sensors (metertjes) om zaken als spanning op het gewricht en de botten te meten. Doordat deze sensors weer via het zenuwstelsel zijn verbonden met de spieren kan het gewricht worden beschermd tegen abnormale bewegingen. Dit heet proprioceptie. Deze proprioceptie zorgt ervoor dat je bijvoorbeeld je enkel niet zomaar zult verzwikken als je op een oneffenheid trapt. De samenwerking van deze sensoren met de spieren zorgt er voor dat het gewricht gestabiliseerd wordt.
Het gewrichtskapsel wordt verstevigd door banden die de botten onderling stevig aan elkaar verbinden. Gewrichtsbanden zijn taaie, vezelachtige strengen die worden gevormd door bindweefsel dat uit collageen en enkele elastische vezels bestaat. Door die elastische vezels kunnen de gewrichtsbanden enigszins oprekken. De gewrichtsbanden omgeven de gewrichten en verbinden de botuiteinden met elkaar. Ze maken de gewrichten sterk en stabiel, waardoor er slechts in bepaalde richtingen beweging mogelijk is.
De banden zijn belangrijk voor de stabiliteit van een gewricht. Dit is wel een passieve stabiliteit dus kwetsbaar bij een abrupte en grote abnormale belasting. Ook in de banden zitten sensoren die reageren op uitrekking en dan direct de spieren aansturen om tegen te spannen. Bekende voorbeelden van banden zijn de enkelbanden en de kruisbanden van de knie.
Copyright © Dierenkliniek Zamenhofdreef | Webdesign: Studio EVG - Eveline van Ginneken